De H. Schrift als Woord van God in mensenwoorden

Prof. dr. Jan Van der Veken

Lezing tijdens dialoogbijeenkomst rooms-katholieken - pinksterchristenen

15-16 november 2000 Achelse Kluis

  1. Gods woord Hebr. 1,1. Door de profeten sprak God ‘vele malen’ en ‘op velerlei wijze". Vgl. Joh. 1. Voor de semieten was het woord geen mededeling van een gedachte, maar een werkdadige kracht. Ook de schepping en de instandhouding van de wereld wordt aan het alleswerkende woord van God toegeschreven. Het woord van God is God zelf, die zich openbaart, geschiedenis tot stand doet komen en schept.
  2. Sleutel tot de H. Schrift is de incarnatie, de menswording, de vleeswording van Gods Woord. Jezus zou eenvoudiger te begrijpen zijn indien Hij alleen een heel goed mens geweest was, en niet de afstraling van Gods heerlijkheid. En anderzijds zou Hij ook eenvoudiger te verstaan geweest zijn indien Hij niet volledig mens geweest was, indien het Woord van God niet "vlees" geworden was. De evangeliën tonen op vele wijze de echte menselijkheid van Jezus. Als wij niet aanvaarden dat Gods Woord "vlees" geworden is, dan kunnen wij veel van wat er over Jezus gezegd wordt in de Schrift niet verstaan. Op dezelfde wijze moet ons luisteren naar het woord van God in de H. Schrift de volledige menselijkheid van dat woord in rekening brengen. Jezus Christus is het Woord van God, mens geworden. De H. Schrift is het Woord van God, woorden van mensen geworden. Het Woord van God komt tot ons op een geïncarneerde wijze. Sommige gelovigen in andere godsdiensten –en ook sommige christenen- zijn geneigd de H. Schrift te beschouwen als een onaards woord van God, "rechtstreeks" ingegeven door God of gedicteerd door de engel Gabriël. Het mysterie van de menswording van Gods woord (de incarnatie) is ook de sleutel tot het correct "lezen" (wat altijd betekent: interpreteren) van de H. Schrift. Menselijke woorden horen immers thuis in een bepaalde context, hebben allerlei vooronderstellingen en connotaties waarvan wij geen abstractie mogen maken.
  3. Het menselijk karakter van de Bijbel is soms lastig om te aanvaarden. De ergernis die de Joden voelden t.o.v. de menselijkheid van Jezus is vergelijkbaar met de ergernis die wij kunnen voelen t.o.v. de Schriften. Hoe kan dit het Woord van God zijn, dat uit de hemel komt? We kennen de mensen die het geschreven hebben.
  4. Het relaas van "God met zijn volk" onderweg. Wij kunnen de betekenis van het OT niet vatten tenzij wij verstaan dat het gaat om boeken, die gegroeid zijn uit het leven van een volk dat met de HEER-God op stap gegaan is. God heeft zich geopenbaard eerder door gebeurtenissen dan door woorden. De woorden kwamen later, als zij de betekenis van de gebeurtenissen begonnen te verstaan. Indien er niets gebeurd was, zouden de gebeurtenissen geen betekenis kunnen hebben. Indien er wel iets gebeurt is, maar zonder betekenis (d.i. zonder interpretatie) kunnen de gebeurtenissen Gods liefde voor zijn volk niet openbaren.
  5. Gods woord kwam niet alleen tot het volk door gebeurtenissen, maar ook door profetenwoorden: "qui locutus es per prophetas". De aantekeningen van profetenwoorden werden verzameld onder het opschrift: "Het woord dat Jahweh richtte tot…" (Hosea 1,1;Joël, 1,1; Micha 1,1; Sefanja 1,1; Haggaï 1,1; Zach. 1,1). Bij Jesaja wordt de Schrift voor het eerst uitdrukkelijk als goddelijk boek aangeduid: "Zoek na in het boek des Heren" (34,16). Bij de makkabeeën vinden wij de uitdrukking "ta biblia" maar ook voor het eerst de uitdrukking "heilige geschriften". Dat God sprak door de profeten sluit hun samenwerking niet uit. Sommige profeten waren religieuze geniën. God kon hen gebruiken om zijn volk op te roepen, te waarschuwen, aan te moedigen. Omdat Gods woord gesproken werd door Ezechiël is het ook voor ons van belang, maar omdat God sprak door Ezechiël was het een boodschap gericht aan een volk dat 2500 jaar geleden leefde, een woord mede gevormd door de omstandigheden waarin zij leefden en door hun noden.
  6. Het woord van God als geïnspireerd woord.
    Inspiratie is een gave van de Geest, als alle geestesgaven gegeven tot opbouw van het volk van God. Inspiratie moet dus gezien worden in het licht van de leiding die de Geest geeft aan het uitverkoren volk. De schrijvers van de H. Schrift, en meer nog de schrijvers van het NT waren zelf gegrepen door Gods werking. Zij bracht hun menselijke mogelijkheden tot voltooiing (vervulling) wanneer ze hun taak als schrijvers waarnamen. De inspiratie van de H. Schrift is duidelijk een gave van de H. Geest: een menselijke mogelijkheid –de bekwaamheid te schrijven- wordt gebruikt en verheven. Gods stem komt tot ons als een symfonie van menselijke stemmen. Wij moeten aanvaarden dat indien God gekozen heeft te spreken tot mensen in de taal van mensen –en dat heeft Hij gekozen- dat Hij dan elke vorm van menselijke expressie kan kiezen om zijn boodschap te geven. Hij kan zich openbaren door poëzie zowel als door proza, door stichtende verhalen zowel als door geschiedenis. Wij moeten de weg waarin de H. Schrift ons werd overgeleverd aanvaarden. Zalig degene die zich daaraan niet ergert!
  7. God spreekt tot ons in een veelheid van wegen: door de woorden van de Bijbel, maar ook door de Kerk en tot onze harten in het gebed. Wij moeten de Bijbel zo lezen dat God tot ons kan spreken, ons kan omvormen en onze relatie met Hem kan doen groeien.
  8. De H. Schrift verstaan. Waarom moet de Bijbel bestudeerd worden?
    Hand. 8, 27-31. Het verhaal van de Ethiopiër. De H. Geest speelt een rol in onze schriftlezing, maar ook in onze inspanningen en in de hulpmiddelen die we tot onze beschikking hebben. Niet zelden is er nood om te "verstaan" (Philippus: "Denk je dat je verstaat wat je leest?" "Hoe zou ik het kunnen als niemand mij de weg toont?") De goede wil van de Ethiopiër is niet voldoende. Gods woord verstaan vraagt een open hart en ook een open geest. Omdat het gaat om Gods woord in mensenwoorden is taalkennis en vertrouwdheid met de literaire genres van de Bijbel noodzakelijk. Maar omdat het vooral gaat om Gods woord in mensenwoorden is de Bijbel niet zomaar een religieus boek naast andere. De Bijbel is niet in de eerste plaats het relaas van het eeuwenlang zoeken van mensen naar God, maar voor de gelovigen is de Bijbel het relaas van God die "Zijn" volk tegemoet treedt in genade en mededogen.
  9. Velen hebben gepoogd een onderscheid te maken tussen "wat van God komt" en "wat van de mens komt". Soms maakt men onderscheid tussen inhoud en vorm (of tussen het "gezegde" en "het bedoelde"). Maar zo een onderscheid is in beginsel onmogelijk. De boodschap is niet "los" verkrijgbaar. De relatie tussen "het goddelijke" en "het menselijke" in de Schrift moet opgevat worden zoals de relatie tussen "het goddelijke" en "het menselijke" in Jezus. Gods woord in mensenwoorden, of nog: een incarnatorisch verstaan.
  10. Het belang van de Bijbelstudie of van de exegese.
    Een kennismaking met de cultuurhistorische omstandigheden waarin de Bijbel ontstaan is kan een grote hulp zijn om het land, het volk, de geografie en de "realia" (afstanden, lengtematen) te leren kennen. Maar dat leidt nog niet tot verstaan. Er is een manier van lezen die moet geleerd worden. Om te beginnen zijn goede vertalingen van belang. Elke vertaling is een interpretatie: zij getuigt van een bepaalde manier van lezen.
    Wat vooral nodig is: mensen binnenleiden in de "verstaanshorizon" van de bijbelse geschriften. De leer van het verstaan heet "hermeneutiek". Om te weten waarover een tekst gaat moet men altijd al een beetje vertrouwd zijn met de verstaanshorizon waarin die tekst geschreven is. Iemand die niet afweet van scheikunde zal een boek van scheikunde eenvoudig niet kunnen lezen. Religieuze taal moet ook "van binnen uit" begrepen worden: we moeten binnen treden in "de hermeneutische cirkel". Men moet als het ware een "insider" worden om te weten waarover de tekst gaat. In dit verband is de beleving van de charismata binnen de Charismatische Vernieuwing van groot belang: we leren er als het ware "van binnen uit" wat het betekent bezield te zijn door de Geest van God. Ik noem dit: de hermeneutische waarde van de Charismatische Vernieuwing.
  11. Wij moeten de Bijbel leren lezen, niet alleen met ons verstand maar ook met ons hart. Geloven leert men niet aan de universiteit maar op zijn knieën. De "lectio divina" is een vorm van verwijlen bij het woord van God: zich er door laten aanspreken en zich erdoor laten omvormen.
  12. Het is niet nodig alles in de Bijbel te verstaan opdat de Bijbel woord van leven zou kunnen zijn. Mark Twain zegde: "Wat mij verontrust in de Bijbel zijn niet de passages die ik niet versta, maar degene die ik wèl versta".


Een reactie vanuit de Broederschap van Pinkstergemeenten op deze katholieke lezing staat onder StuCom0077.