GOD WIL BIJ ONS WONEN EN BRUILOFT MET ONS HOUDEN

Elisabeth van Bragt

In de kerk hoorde ik in een inleidende tekst op de Eucharistie: 'Onze hoop mag ons tot blijheid stemmen, want God wil bij ons wonen en bruiloft met ons houden.' Ik dacht: dat is nu precies de hele inhoud van datgene waar Johannes van het Kruis ons naar toe wil brengen. Naar die bruiloft van het Lam, waarover we ook zingen:

'De tijd is nu gekomen voor de bruiloft van het Lam,

en allen die geroepen zijn tot het hemels bruiloftsmaal'.

We hebben de vorige keer (StuCom0123) gezien dat wij door God op een gegeven moment in het gebed geroepen worden deel te nemen aan zijn Zijn, dus deel te nemen aan Zijn Wezen. Aan het Wezen van God die in ons woont.

Dat is een feest! En bij een feest hoort een bruiloftsmaal. Het is werkelijk zo dat dus op een gegeven moment de tijd gekomen is voor de Bruiloft van het Lam met ieder van ons. Niet alleen dus voor allen samen.

In dit bidden, in die ervaring van stilte weten we dat we echt met Jezus, met God één mogen zijn, en dat is een bruiloft.

Ieder van ons wordt persoonlijk geroepen om op deze heel intieme wijze met God te leven. Uit onszelf kunnen wij niet tot dat bidden, dat diepere bidden, dat contemplatieve bidden, dat in-God-zijn komen.

Maar we kunnen er wel iets voor doen om daartoe te komen. In het gebed zijn we op weg erheen, en op een gegeven moment staan we dan voor die drempel waarover, om het zo te noemen, het contemplatieve gebed is. Maar we kunnen niet zelf over die drempel heen; daar moet God ons overheen tillen.

Wat kunnen wij dan wel doen om misschien dat moment te verhaasten - zoals Maria in Kana het moment verhaastte waarop Jezus zijn wonder deed?

Wat we kunnen doen is ernaar verlangen in ons hart, het in onszelf al stil maken en ons af en toe inkeren in onszelf en daar op God wachten, Hem verwachten in een houding van overgave, een overgave die we niet alleen in het gebed uitspreken maar ook af en toe door de dag heen.

Een overgave aan God

Als Hij ons ziet, ons wachten, ons verwachten om in dat gebed te mogen binnentreden en zo in Zijn liefde te mogen opgaan, dan zijn we als een klein kind dat met uitgestrekte handjes staat, niets zegt, maar verwacht dat het opgetild zal worden.

Als God ons zo ziet wachten en Hem verwachten, dan zal Hij aan onze verwachtingen gehoor geven. Dan zal Hij het moment vervroegen waarin wij tot dat diepere gebed mogen komen.

Heel belangrijk in die voorbereiding is ook dat we trouw blijven aan ons dagelijks inwendig bidden, stil bidden, waarbij we liefdevol blijven beschouwen God die liefde is, met Hem spreken, over Hem denken, zodat daardoor onze liefde groeit. Op die manier bereiden wij ons voor, stemmen wij ons af op God die wij verwachten, op Zijn aanwezigheid.

We moeten ons helemaal klaar houden om over die drempel getild te worden. Het is ruimte maken voor die invloed van God - toekeer scheppen naar Hem, een ontvankelijkheid laten groeien voor die diepere inwerking van God.

En daarbij kun je je hart voortdurend laten zingen, zoals wij dat doen in de lofprijzing.

'Mijn hart zoekt U,

tot het rust in U.

Gelukzalig één in U,

mijn hart zoekt U.'

Ik denk dat God daaraan niet kan weerstaan.

Je kunt nog iets anders doen als voorbereiding om dat contemplatieve gebed te ontvangen: dat is het voortdurend herhalen van korte gebeden, zoals ze het in de Oosterse techniek doen: herhalen van woorden om tot een bepaalde innerlijke ontlediging en rust te komen.

Wij kennen al lang het Jezus-gebed, dat een maar steeds herhalen is van:

'Heer Jezus Christus, ontferm U over mij'. Of alleen maar: 'Jezus'. En dat maar steeds opnieuw herhalen. De H. Franciscus kon uren lang herhalen: 'Mijn God en mijn Al.'

We hebben al gezien dat Johannes van het Kruis zegt dat we eerst ontvlamd van liefde moeten zijn. Wie nog niet voldoende ontvlamd is in de liefde tot God - en wie kan zeggen dat hij dat is? - kan zich ook aansluiten bij het gebed van de heilige Geest die in ons bidt en dan samen met Jezus zeggen: 'Abba - Vader'. Door dit 'Abba - Vader' met Jezus, in de Heilige Geest, vaak te herhalen wordt onze liefde gevoed en gesterkt, omdat het een liefdevolle activiteit is. Tegelijkertijd komen we door de herhaling van dit gebed in contact met de Heilige Drieëenheid in ons en worden wij daardoor naar die diepere laag in onszelf meegenomen. Dieper dan waar we meestal zijn; minder aan de oppervlakte.

Wat we daar ervaren als we meegenomen worden, naar binnen getrokken worden door de Heilige Drieëenheid, is een diepe vrede. En in die vrede is onze liefdevolle aandacht - waarvan Johannes van het Kruis zegt dat we daar bij moeten blijven - als een stroom die vanzelf rustig naar zee stroomt. En het voortdurend herhalen van het gebedswoord 'Jezus' of 'Abba - Vader' houdt dan die stroom in zijn bedding. Het is als het ware een uitstromen van ons wezen in het Wezen van God. En door het herhalen van dat gebedswoord blijven we in de goede richting en op de goede plaats. Zo komen wij dan stilaan, nog door eigen inspanning, tot een ontvankelijkheid voor het contemplatieve bidden.

Heel belangrijk blijft dat we God blijven verwachten. En dan zal Hij komen. Want in iemand die zo verlangend is en zich zo inspant om open te zijn om Hem te ontvangen, zal Hij komen. Want door dat verlangen raken wij zijn Hart. Dat is onder mensen al zo: als je het hart van een mens raakt, is hij gewonnen.

Dan zullen we langzamerhand een vereenvoudiging van ons gebed ervaren. Het is dan niet meer denken óver God, spreken mét God, maar het is eenvoudig een zijn ín God, een rusten in God. Zulk een gebed vráágt geen energie maar gééft energie. Het is een weldoend bad in de stilte, in de stilte van God. Een komen van een veelvoud van gebed naar een eenvoud van gebed. Dit is werkelijk voor iedereen bereikbaar.

Als je het volhoudt door gewoon elke dag je tijd aan het gebed te geven - aan dat inwendige gebed dan, het overwegende gebed - dan komt er vanzelf een moment dat je door God over die drempel wordt getild. Op een goede dag zul je dan ervaren dat je over de drempel bent en dat jij niet meer bidt, maar dat het God is die bidt in jou en dat je meegenomen wordt in dat gebed, op die stroom van liefde.

Dat is een echt intense ervaring, die langer of korter kan zijn. Maar dan moet je waakzaam blijven dat dat gebed niet verstoord gaat worden door je verstand dat misschien toch weer wil overwegen, nadenken, spreken, omdat het daar nog een beetje aan gewoon is. Neen, dan is het alleen maar: blijven in die liefdevolle aanwezigheid van God, in die tijd van het inwendig gebed dan.

Dat wil niet zeggen dat je niet meer mag overwegen, dat je niet meer mag spreken met God. Dat doe je dan buiten deze tijd van inwendig bidden. Anders ga je twee vormen van bidden door elkaar mengen en dan kan het contemplatieve gebed niet groeien. Deze tijd van het inwendig bidden is dan echt alleen een zijn-in-God. In dit bidden spreekt God je niet meer aan in je verstand of in je verbeelding zoals dit gebeurt bij het overwegend bidden, maar spreekt God je in je diepste wezen aan en trekt Hij jou tot zich. Je zult dit ervaren als een grote vreugde.

Dat wil toch niet zeggen dat het altijd zo is. Er blijft wel een weten dat God er is, maar deze diepe ervaring van God wordt soms ook ervaren als een diepe pijn. En dat, omdat er momenten zullen zijn dat je meent niet bij Hem te kunnen komen. Al weet je wel dat Hij er is. Wat je dan moet doen is: trouw te blijven in het geloof, het weten dat Hij er is en dat jij er bent. Dat is voldoende. Je bent dan in het donker geloof.

Maar een andere keer zal er een moment zijn van een besef dat je in Hem bent, dat je bereikt hebt waar naar je met heel je wezen verlangd en gestreefd hebt en dat het je nu gegeven is. Het is tegelijk besef en ervaring van diepe vrede en rust, van een vervuldheid die nooit door andere dingen gegeven kan worden, maar alleen door God. Die leegte is dan vol geworden. Het is een smaken van God. En dat geeft een zeer diepe innerlijke vreugde.

Als je tot dit gebed gekomen bent, zal het altijd zijn: of de pijn van het níet, of de vreugde van het wél in Hem kunnen zijn. Een van de twee. Maar altijd is er het weten dat God er is, of in het donker, of in het licht.

het bestijgen van de berg karmel

Ook in dit bidden zit een groei. Je bent nu een stukje verder op die weg; je bent door God over die drempel heen getild en nu ga je de weg verder.

Johannes van het Kruis noemt deze weg naar God 'de bestijging van de berg Karmel'. Je zult nu gaan ervaren dat de berg ook een beetje steiler wordt. En dan pas zul je merken dat je misschien nog te veel bagage bij je hebt. Je zult daarvan dan moeten loskomen.

Toen je nog niet aan het stijgen was, merkte je nog niet dat er nog dingen waren die je hinderden in deze opgang naar God, die je echt tot ballast waren. En nu wel. Het kunnen allerlei dingen zijn die ons het klimmen bemoeilijken. Soms zijn het zorgen die wij meedragen, zorgen om mensen of dingen. Maar het kunnen ook gehechtheden zijn; dat we nog aan veel dingen vast zitten. Misschien kunnen we bepaalde zonden die in ons leven zijn geweest, niet vergeten. Daar moeten we van loskomen, anders zullen we de top van de berg niet bereiken - wat toch wel de bedoeling is, want we zijn de berg aan het beklimmen.

Als we op die top zullen aankomen, zullen we zien dat we niets van al die dingen echt nodig hadden. We zullen zien dat die ons juist hinderden te gaan, of vlugger te gaan en boven te komen. Het is dan Johannes van het Kruis die ons op die weg telkens en telkens maar weer aanspoort onze handen leeg te maken. Hij zegt altijd niets, niets mee te nemen.

In Jezus spreekt las ik iets dat ook betrekking heeft op dit loslaten: 'Betreur niets, zelfs niet de zonden en de mislukkingen in je leven. Als je van de een of andere bergtop de wonderen van de aarde ziet, dan verdoe je je tijd niet meer met te denken aan de stenen, de misstappen, de zwakke momenten en de mislukkingen die je hebt gekend toen je naar boven kwam. Dat is dan voorbij'.

Zo zal het straks ook voor ieder van ons zijn, terwijl we nu misschien met veel moeite die berg beklimmen. Als de top bereikt is, dan zul je niet meer treuren om alles wat je als ballast van je hebt moeten wegwerpen en waaraan je misschien toch vast zat. Want wat je daar boven vindt, vind je daar voor altijd. Dat is: de omarming van een liefde waaruit je nooit meer weg zult raken. Daarnaar verlangt toch elk mensenhart!

Wil je die top bereiken, of proberen te bereiken? Ben je bereid je dan te laten ontdoen van de ballast? En zoek je een gids? Dan weet je nu wie je zou kunnen vragen jou te begeleiden naar de top van de berg. Want Johannes van het Kruis is nog altijd die gids.

Maar onderweg zal er nog heel wat in ons gezuiverd moeten worden waarvan we nu nog geen weet hebben. Daar geeft Johannes van het Kruis een beeld van een houtblok dat in het vuur gelegd wordt. Hij zegt dat wij dat houtblok zijn - ik. En het vuur is het louterende, het zuiverende vuur van Gods liefde.

Het eerste, zegt hij, dat het vuur doet als het blok erin komt, is het blok met het vuur in contact brengen om het hout geleidelijk droog te maken. Het vuur drijft uit het hout al het vocht dat erin zit. Het lijkt dan net of het hout huilt, of er tranen zijn die eruit komen. Zo doet het vuur van Gods liefde dat ook met ons. Alles wat in ons nog vocht is, wordt er uitgedreven. Door dat vuur van Gods liefde zullen wij dan in waarheid soms moeten huilen. Het zal tranen kunnen kosten.

loutering

De volgende fase in het vuur is dan dat het hout donker wordt, heel lelijk en vies en het lijkt, ook bij ons, alsof we niets meer zijn. Maar als je door die fase heen bent, als het houtblok daar doorheen is, dan wordt het blok zelf helemaal als het vuur, wordt het helemaal opgenomen in het vuur en is er tussen het vuur en het houtblok geen verschil meer te zien. Het houtblok krijgt zelfs dezelfde eigenschappen als het vuur: het maakt ook droog, het verwarmt en het verlicht.

Dat is het proces van de loutering, en door die loutering moet iedere mens heen. Ook de mens die niets afweet van dit louterende vuur van Gods liefde. En hoe pijnlijk zal het voor deze mensen zijn.

Maar wij weten dat de loutering waarin wij ons nu misschien al bevinden, of waarin wij nog zullen komen, of waarin wij misschien al geweest zijn, een zuiveringsproces is opdat wij dichter bij God kunnen komen. Want dat gebeurt stilaan ook. We zullen merken dat de greep van de wereld op ons kleiner wordt. Alles wordt minder belangrijk.

Wat ik meende te weten, weet ik niet meer.

Wat ik meende te zien, zie ik niet meer.

Wat ik meende te bezitten, bezit ik niet meer.

Alles is mij uit handen geslagen.

Mijn handen zijn leeg.

En nu mijn handen leeg zijn, nu kan ik ze opheffen, nu kan ik ze uitstrekken naar God die altijd al op dit moment wachtte. Dan komt Hij naar mij toe en sluit mij in zijn armen in een nooit eindigende liefde- omhelzing. Dan lest Hij mijn dorst, stilt Hij mijn honger, voel ik me geborgen en oneindig bemind. En ik bemerk dat ik zelfs niet meer hoef te lopen: ik word gedragen, gedragen door zijn liefde. Dat is dan boven op die berg.

Het is een lange weg, de weg naar de top. Maar het is de moeite waard hem te gaan. Zeker, als je niet alleen hoeft te gaan. Als je weet dat er iemand is die al vóór jou ging, die de top al bereikt heeft. Die weet hoe het boven is en die jou graag de weg wil wijzen, opdat ook jij zult vinden die Bron waarnaar je zoekt om te drinken van het water waarvan je nooit meer dorst krijgt.

Johannes van het Kruis was een gedreven mens. Hij kon niet blijven staan. Hij wilde altijd verder, naar datgene wat hem lokte, de top van de berg bereiken om daar dan te ontmoeten Diegene die hij met zo'n groot verlangen zocht, naar wie zijn hart hunkerde: God.

Die top, de top van de Karmelberg, hij heeft die bereikt. Maar hij wist ook hoevelen een zelfde hunkering ervoeren als hij, wellicht in mindere mate, maar toch heel werkelijk. En hij werd een betrouwbare gids die zelf door nacht en pijn heen daar geraakte waarnaar hij geroepen werd. Velen zijn hem al gevolgd, en nog velen volgen hem. Want de lokroep blijft klinken, de Bruidegom blijft wenken, en de bruid wil zoeken.

Jezus zei dat de zoekenden zullen vinden, en dat de vragenden zullen ontvangen.

aanbevolen boeken

Johannes van het Kruis - Mystieke werken.

Uit het Spaans, door Dr. Jan Peters en J.A. Jacobs. 1325 bladzijden.

Meer eenvoudige boeken:

Een Vriend van God, Johannes van het Kruis, levensschets.

Door Guido Stinissen o.c.d. 192 bladzijden.

Sint Jan van het Kruis aan het woord. Een keuze uit zijn geschriften.

Door Guido Stinissen o.c.d. 128 bladzijden.

Te verkrijgen:

Boekhandel Carmelitana, Burgstraat 46, B 9000 Gent, tel: (0932)91/25.57.87

Bron: Tijdschrift Bouwen aan de Nieuwe Aarde, juli-augustus 1992. (Proef)abonnement: info@kcv-net.nl

Dit is document 0124 op http://home.hetnet.nl/~stucom, bereikbaar via www.kcv-net.nl/stucom het is een vervolg op document 0123. Korte levensbeschrijving van Johannes van het Kruis: StuCom0121.