HOE DE FOCOLAREBEWEGING BEGON

Ans Vlaar

In 1943, te midden van de oorlogssituatie, ontdekten de toen 23-jarige onderwijzeres Chiara Lubich en enkele vriendinnen dat het Evangelie bewerkt wat het zegt als het geleefd wordt. De woorden: 'dat ze allen één mogen zijn' (Johannes 17,21) werden hun levensprogramma. Uit hun ervaring van een consequent geleefd evangelie ontstond de Focolarebeweging met een nieuwe spiritualiteit, gericht op de eenheid. Het is een gemeenschapsspiritualiteit.

We laten Chiara Lubich zelf aan het woord:

'Ik had geen enkel plan in mijn hoofd, geen enkel programma. Het idee van dit werk bestond in God. 1943. De oorlog woedde ook in Trente. Ruïnes, puin en doden. Om allerlei redenen kwam ik met jongeren uit mijn stad in contact.

Op een dag bevonden we ons weer in de donkere schuilkelder. Bij het licht van een brandende kaars sloegen we het evangelie open. Daar stond Jezus' gebed voordat Hij ging sterven: 'dat ze allen één mogen zijn…' (Johannes 17,21). Het is geen gemakkelijke tekst, maar die woorden leken op te lichten. Ze gaven ons de innerlijke overtuiging dat we voor die bladzijde geboren waren.

Toen we op het feest van Christus Koning rond een altaar stonden, zeiden we tegen Jezus: "U weet hoe de eenheid verwezenlijkt kan worden. Hier zijn we. Als U wilt, kunt U ons daarvoor gebruiken."'

BOMBARDEMENTEN

De bombardementen vaagden dingen en personen weg die het ideaal van hun jonge harten vormden. Chiara kon niet meer naar de universiteit om filosofie te studeren. De verloofde van haar vriendin sneuvelde aan het front, van een ander die op 't punt stond te trouwen werd het huis gebombardeerd en ze had niets meer. De les van deze omstandigheden was duidelijk: alles is ijdelheid der ijdelheden, alles gaat voorbij. Het enige ideaal dat geen enkele bom kan verwoesten, is God; God, die zich openbaarde als Liefde.

Wat betekende dit in de praktijk? Het evangelie antwoordt: 'Niet ieder die Heer! Heer! tegen Mij zegt, zal het koninkrijk der hemelen binnengaan, maar alleen hij die de wil doet van mijn Vader in de hemel' (Matteüs 7,21).

LICHT VAN ONDERAF

Chiara zegt: 'Tot onze grote verwondering werden alle woorden van het Evangelie die we al zo vaak gehoord hadden, als het ware door een licht van onderaf belicht. We lazen: "…uw naaste beminnen als uzelf" (Matteüs 19,19). Je naaste. Wie was dat?

Giosi op kantoor… ze wilde dit beleven. Haar collega was iedere keer verlamd van schrik als de sirene loeide en kon geen stap meer verzetten. Op die dag bleef ze bij haar collega zitten tot ze weer voetje voor voetje en daarna rennend in de schuilkelder vluchtten. Haar collega vroeg: "Waarom doe je dat, je waagt je leven?" En ze vertelde over haar ontdekking.

HEER, WIJ VRAGEN SCHOENEN

We lazen: "Alles wat je één van deze minste broeders van Mij hebt gedaan, heb je voor Mij gedaan" (Matteüs 25,40). Veel mensen om ons heen hadden door de verschrikkelijke omstandigheden honger en dorst. Ze waren ziek, zonder kleding en dakloos. Het Evangelie verzekerde ons: "Vraag en jullie zal gegeven worden" (Matteüs 7,7). Op een dag vroeg iemand ons om een paar herenschoenen maat 42. We wisten niet waar we die konden vinden; we waren allemaal meisjes. We zijn naar de kerk gegaan en hebben vol vertrouwen tegen Jezus gezegd: "Alles wat je in mijn naam aan de Vader vraagt zul je krijgen, wij vragen voor Jou in die naaste een paar schoenen maat 42." Bij het uitgaan van de kerk kwam er een kennis langs die juist naar ons huis wilde gaan met een pakje onder haar arm. Haar vader had na zijn middagdutje gezegd: "Geef die schoenen die daar onder in de kast staan aan je vriendinnen die alles aan de armen uitdelen." Het was maat 42.

De schuilkelder waarin we ons bevonden was niet veilig. We leefden steeds met de dood voor ogen. We vroegen ons af: is er iets wat God bovenal van ons wil? Want als we sterven, dan zouden we tenminste dát in onze laatste ogenblikken willen doen.

MIJN LEVEN VOOR JOU

Het evangelie spreekt over een nieuw gebod, dat Jezus het zijne en nieuw noemt: "Dit is mijn opdracht: dat jullie elkaar liefhebben met de liefde die Ik jullie heb toegedragen. De grootste liefde die iemand zijn vrienden kan betonen, bestaat hierin dat hij zijn leven voor hen geeft" (Johannes 15,12-13). We keken elkaar aan. We verklaarden elkaar openlijk: "Ik ben bereid mijn leven te geven voor jou. Ik voor jou. Ik voor jou." Die plechtige belofte stelde ons talloze keren per dag voor de opdracht de ander te beminnen. Want als we bereid zijn ons leven te geven voor de ander, hoeveel te meer dan onze aandacht, onze armzalige bezittingen en kleine geestelijke rijkdommen...

ONZICHTBARE BROER

Ons leven was veranderd. Iemand was ongemerkt onze groep binnengekomen, een onzichtbare Broer die innerlijke zekerheid schenkt, die een licht, een vreugde en een vrede schenkt die we nooit eerder hadden ervaren. Het was Jezus, die onder ons zijn woorden waarmaakte: "Waar er twee of drie verenigd zijn in mijn naam, daar ben Ik in hun midden" (Matteüs 18,20).

Het evangelie was waar. We vertelden onze ontdekkingen aan vrienden en bekenden; ze stonden verbaasd en wilden dezelfde ervaring opdoen. Na enkele maanden waren we al met enkele honderden die dit ideaal leefden.'

Getuigenis tijdens de Tiende dialoogdag in Nederland tussen rooms-katholieken en vertegenwoordigers van de Verenigde Pinkster- en Evangeliegemeenten, 24 september 2004, waarvan ook een verslag stond in Bouwen aan de Nieuwe Aarde 2005 nr. 2. Meer over deze dialoog en over bewegingen in de r.-k. kerk: www.kcv-net.nl/stucom.

 

Dit artikel komt uit Bouwen aan de Nieuwe Aarde, juli 2005, en staat op website StuCom http://home.hetnet.nl/~stucom of via www.kcv-net.nl/stucom. Meer over Focolare in document 0115 op deze website.