StuCom0044

De dialoog tussen de Rooms-Katholieke Kerk en de Wereldwijde Pinksterbeweging

Huib Zegwaart

Mij is gevraagd een korte inleiding te geven op de internationale dialoog tussen beide ‘Westerse grootmachten’ in het wereldwijde christendom: de Rooms-Katholieke Kerk en de Pinksterbeweging.

Persoonlijke betrokkenheid

Mijn eigen betrokkenheid bij die dialoog dateert alweer uit 1992, toen ik in Rocca di Papa voor het eerst als waarnemer namens de BPG bij een aanwezig was. Sindsdien heb ik alle gespreksronden behalve de laatste drie keer meegemaakt. Dit jaar ben ik uitgenodigd om een van de beide discussie stukken te schrijven. De titel ervan luidt: Christian Experience in Community: Biblical and Patristic Perspectives. Begin juli zal er over dit en een discussiestuk over hetzelfde thema van Katholieke zijde een week lang gesproken worden.

De dialoog tussen beide stromingen is al geruime tijd gaande. In 1997 mochten wij het 25-jarig bestaan van de dialoog vieren. Edward Kardinaal Cassidi vereerde ons bij die gelegenheid met een bezoek.

Tot zover mijn directe betrokkenheid, mijn indirecte betrokkenheid gaat veel verder terug. De inspirerende nabijheid van Jerry Sandidge - we studeerden beiden theologie aan de Leuvense Universiteit en waren beiden betrokken bij het studentenwerk van University Action aldaar, ertoe bij mijn belangstelling voor dit proces te wekken. Steeds dieper raakte ik ervan overtuigd dat open conversaties over de grenzen van de diverse christelijke stromingen heen, nodig zijn.

 

Voorgeschiedenis

Zoals bekend is David J. du Plessis een van de geestelijke vaders van deze gesprekken. Al voor hij als waarnemer hij aanwezig was tijdens het Tweede Vaticaans Concilie, maakte hij in Rome kennis met kardinaal Bea, destijds verantwoordelijk voor wat toen nog het ‘Secretariaat ter bevordering van de Christelijke Eenheid’ heette. Enige jaren later raakte hij bevriend met Kilian McDonnell, die tot voor enige maanden diende als voorzitter van de Katholieke delegatie.

In 1970 uitte kardinaal Willebrands, opvolger van kardinaal Bea, de wens om te komen tot een gesprek met de groeiende christelijke stromingen, die hun wortels niet in de Reformatie van de 16e eeuw hadden. Daarop diende David du Plessis een officieel verzoek tot een dialoog in. Na verscheidene voorbereidende besprekingen werd in 1971 een stuurgroep in het leven geroepen en kon een jaar later het eerste fase van vijf jaar van start gaan.

Sinds 1972 komen op verschillende locaties, maar meestal in Europa, vertegenwoordigers van beide stromingen bijeen om met elkaar van gedachten te wisselen over allerlei thema’s, die beide stromingen van het Christelijk geloof verenigen of juist van elkaar scheiden.

Voor iedere gespreksronde schrijven vertegenwoordigers van elke richting ieder een ‘paper’ waarin een representatieve uiteenzetting over het betreffende onderwerp wordt gegeven. Na gezamenlijke lezing, volgt een eerste bespreking van de beide ‘papers’. Daarna stellen de gesprekspartners elkaar kritische vragen en komt het eigenlijke gesprek dus op gang. Om die vragen voor te bereiden trekt men zich terug in eigen kring. Vervolgens worden de kritische vragen aan elkaar overhandigd, en volgt er een bespreking in eigen kring, nu in voorbereiding op de beantwoording van de vragen van de tegenpartij. Vervolgens worden de antwoorden over en weer gepresenteerd en volgt er verdere discussie. In een slotsessie wordt de balans van de gespreksronde opgemaakt en worden de punten waarover men het eens is of juist oneens afgewogen. Ook thematieken die om nadere bestudering vragen worden benoemd. Ook wordt er in die slotsessie een gezamenlijke verklaring opgesteld, die naar de pers gaat.

Alvorens een hele fase wordt afgerond, dient er een slotdocument te worden geschreven, waarin de resultaten van de voorgaande jaren helder worden uiteengezet. Dat heeft soms heel wat voeten in de aarde, zoals het geval was met het rapport van de vierde fase getiteld "Evangelisatie, proselytisme en gezamenlijk getuigenis." Volgens planning, zou dit document in 1996 te worden geschreven, maar aangezien de delegaties het over veel punten oneens bleven, was er een tweede schrijfronde in 1997 noodzakelijk. Maar ook toen gingen de gedelegeerden uiteen zonder dat het slotdocument kon worden afgerond (zie par. 6). Weliswaar bestond er nu in grote lijnen overeenstemming over de inhoud, maar moest de stuurgroep de laatste puntjes op de ‘i’ zetten in een extra bijeenkomst. Pas in mei 1998 kon het document worden gepubliceerd. Ik noem dit, om aan te geven hoe serieus de afgevaardigden hun taak opvatten.

De status van deze dialoog is naar beide kanten toe niet geheel duidelijk. Aan de ene kant is het voor de Katholieke Kerk geen volwaardige dialoog (omdat er niet in gestreefd wordt naar structurele eenheid, zoals in de andere dialogen - zoals die met de Orthodoxe kerken, met de Lutherse, Anglicaanse en Gereformeerde kerken). Dat dit niet het geval is, heeft te maken met de gevoeligheden van de kant van de Pinksterbeweging. Daar is men wars van pogingen tussen kerken uit verschillende tradities om te streven naar structurele eenheid. Dit wordt van Pinksterzijde dus consequent afgehouden. Anderzijds is het wel degelijk een dialoog uitgaande van de Pauselijke Raad van de Christelijke Eenheid, zij het in een andere categorie.

Ook van de zijde van de Pinksterbeweging is de status niet geheel duidelijk. In de eerste plaats houdt de grootste Pinkstergroepering - de Assemblies of God - zich officieel afzijdig (maar men is wel degelijk goed op de hoogte van het wel en wee van deze gesprekken). Die onduidelijke status wordt haarscherp tot uitdrukking gebracht in verzeggende formulering "met sommige Pinksterdenominaties en -leiders".

 

De eerste drie fasen

De eerste gespreksronde (1972-1976) kende een wat andere samenstelling dan de latere. Aanvankelijk waren er ook charismatici uit de Protestantse denominaties bij de gesprekken betrokken. Maar dat werkte niet verhelderend, omdat de Klassieke Pinkstertheologen het op tal van punten oneens waren met de zgn. Neo-Pentecostalen. Een veelheid van onderwerpen kwam in deze fase kort aan bod: 1. de schriftuurlijke fundering voor de volheid van het leven in de Geest; 2. de relatie van de doop in de Geest tot de christelijke initiatie (d.w.z., de sacramenten van doop, vormsel en eucharistie); 3. de rol van de geestesgaven in de mystieke traditie; 4. de charismatische dimensies en structuren van het sacramentele en het kerkelijke leven; 5. psychologische en sociologische dimensies; 6. gebed en aanbidding; 7. het gezamenlijk getuigenis; en 8. evangelisatie. Per sessie van 6 dagen kwamen telkens twee onderwerpen aan bod.

In het slotdocument werd (en wordt) onomwonden gesteld, dat de uitkomsten niet noodzakelijk de officiële standpunten van de betrokken kerkgenootschappen zijn en dat de theologische stellingnames in het document voor geen van beide zijden bindende kracht hadden (hebben). Maar de inhoud is wel het resultaat van serieus onderzoek door verantwoordelijke mensen, die het rapport aan hun respectievelijke kerken voor reactie en passend gebruik voorleggen.

Uit deze ronde kwam een aantal onderwerpen naar voren, waar nader op diende te worden ingegaan: dit werden de onderwerpen van de tweede fase.

Voor die tweede fase (1977-1982) waren de (protestantse) charismatici niet meer uitgenodigd. Vanaf dat moment beperkte de dialoog zich tot Katholieke en Pinkstertheologen. Wel was de bezetting van beide delegaties erg onevenwichtig qua intellectuele en theologische bagage. De ‘papers’ van theologische zwaargewichten als Prof. Dr. Mag. Jan H. Walgrave waren voor de meeste gedelegeerden van Pinksterzijde, die vaak niet meer dan een bijbelschoolopleiding hadden genoten, of een lagere academische graad op zak hadden, te moeilijk.

Vanaf deze fase werden er ook waarnemers uitgenodigd. Doel daarvan was het wegnemen bij Pinkstervoormannen van het vooroordeel, dat de gedelegeerden het geloof van de Pinksterbeweging verkwanselden en dat er volstrekt overbodige compromissen met ‘Roomsen’ werden gesloten. Waarnemers zijn in principe slechts als toehoorders aanwezig en kunnen slechts het woord voeren, wanneer zij daartoe tegen het einde van de sessies worden uitgenodigd.

Tijdens deze fase werden er in totaal 16 theologische ‘papers’ gepresenteerd over de volgende onderwerpen: 1. het spreken in tongen; 2. geloof en ervaring; 3. hermeneutiek; 4. genezing; 5. de traditie; 6. de kerk/gemeente als gemeenschap; 7. Maria; 8. ambt.

Tussen de tweede en derde fase ligt een paar jaar waarin er geen sessies waren (eerder kwam de sessie in 1978 te vervallen vanwege de plotselinge dood van Paus Johannes Paulus I). Gedurende die jaren werd er door de stuurgroep nagedacht over de uitwerking van de gesprekken.

De derde fase (1985-1989) bracht een belangrijke verandering van werkwijze. Voortaan zou gedurende een hele fase van 5 jaar het vizier op één enkel onderwerp gericht zijn. In de jaren ’85-’89 was dat "de gemeenschap der heiligen". De papers van 1985 sneden dit thema aan. In 1986 volgde twee papers over "De Heilige Geest en de Nieuwtestamentische idee van gemeenschap". In 1987 volgde twee papers over "Koinonia, Kerk en sacrament", terwijl "Koinonia en de doop" het onderwerp vormden voor de sessie van 1988. Tijdens de sessie van 1989 werd het slotdocument "Perspectieven op Koinonia" (Parakleet 39, I-XIII) opgesteld.

De vierde fase

Van de laatste fase ben ik grotendeels zelf getuige geweest. Alleen het eerste jaar heb ik niet bijgewoond. Het onderwerp van deze fase was de evangelisatie. In 1991 ging het daarbij over de bijbelse grondslagen van evangelisatie. Het jaar erop stond het thema van de
Evangelisatie en cultuur (secularisatie) centraal. De Pinksterzijde brengt de evangelisatie van Latijns-Amerika in (een gevoelig onderwerp), [1] terwijl van Katholieke zijde de (her)evangelisatie van het geseculariseerde Europa wordt aangesneden. [2]

Tijdens de ontmoeting in 1993 stond het thema Evangelie en Sociale gerechtigheid centraal. [3] Voor 1994 stond op de agenda: Evangelisatie, gezamenlijk getuigenis en proselitisme. [4] Vooral dat laatste onderwerp was een heet hangijzer. Van Pinksterzijde werd er op gewezen, dat de Katholieke Kerk iedere vorm van evangelisatie in Latijns-Amerika als 'proselitisme' bestempeld. In de daarop volgende discussie was er veel aandacht voor de praktische vragen rond de slechte ervaringen en de klachten, die men op plaatselijk niveau over en weer heeft. Er werd geconstateerd dat hier veel vooroordelen zijn. De praktijk van het vergelijken van de eigen idealen met de realiteit in de andere geloofsgemeenschap werd door beide delegaties als oneerlijk verworpen. De Pinksterdelegatie legde er nadruk op dat evangelisatie onder Katholieken vooral gericht zou moeten zijn op de zgn. 'nominale' Katholieken, die de weg naar de kerk kwijt zijn. Maar de Katholieke delegatie wees het onderscheid tussen 'nominale' en 'toegewijde' Katholieken van de hand. Vanuit de Katholieke kerkleer behoren niet-praktiserende Katholieken ook tot de Kerk. Het verschil van inzicht is terug te voeren op verschillende theologische vertrekpunten. De Pinksterbeweging benadert deze kwestie vanuit de soteriologie: en dan zijn de 'nominale' katholieken ‘onbereikt’ en dus een legitieme doelgroep voor de evangelisatie vanuit andere richtingen. De Katholieken benaderen die kwestie vanuit de ecclesiologie: en dan zijn ze weliswaar ‘onbereikt’ in de terminologie van de andere kant, maar toch geen legitieme doelgroep voor de evangelisatie. Immers, de verbanden (sociaal en cultureel) waarin zij leven zijn ook ‘Katholiek’. Het gestelde bleek zodanig heikel, dat besloten werd tot een extra gespreksronde over het gezamenlijk getuigenis in 1995. [5]

In 1996 en 1997 kwamen de delegaties zoals gezegd bijeen om het slotdocument te schrijven.

 

De vijfde fase

Hiervan zijn de eerste drie ronden inmiddels gehouden. Centraal staat het thema van de Christelijke initiatie, de inlijving tot de geloofsgemeenschap. Daarmee komt tevens het grote obstakel van de vorige ronde in het vizier: de ecclesiologie. Het lijkt niet verstandig om nu, nu de fase nog aan de gang is en er ook een slotdocument is al inhoudelijk op deze fase in te gaan.

Slotbeschouwing

De gesprekken tussen beide delegaties zijn open en eerlijk. Dat betekent dat er erkenning is voor de zaken waarover men het eens is. Maar meer nog, dat de zaken waarover er geen overeenstemming is met elkaar worden doorgepraat. Tegelijkertijd ziet men kans dat alles in een sfeer van ‘broederlijke’ gemoedelijkheid te laten gebeuren. Tussen de delegatieleden ontstaan vriendschappen en dat blijft niet beperkt tot de ‘eigen delegatie’.

Belangrijk zijn de resultaten. Die zijn soms minder tastbaar dan men wel zou wensen: wederzijds begrip is nu eenmaal niet zo concreet.

Met het oog op de soms gespannen verhoudingen tussen beide stromingen in Latijns-Amerika zijn de gesprekken duidelijk gericht op ontspanning.

In Nederland liggen de verhoudingen - gelukkig - veel minder gevoelig.

Toch zullen theologische dezelfde vragen ook hier opkomen. En in zoverre de Katholieke Kerk wereldwijd is en de Broederschap van Pinkstergemeenten duidelijk tot de Klassieke Pinksterkerken behoort, hebben de uitkomsten van de Internationale Dialoog, mijns inziens ook relevantie voor de gesprekken in ons land.


Literatuur

J.L. Sandidge, "Dialogue, Roman Catholic and Classical Pentecostalism," in Burgess/ McGee, Dictionary of Pentecostal and Charismatic Movements, Grand Rapids, 1988, 240-244.

Belangrijk zijn de dissertaties die tot nu toe over de International Pentecostal/Roman Catholic Dialogue zijn verschenen:

- Arnold Bittlinger, Papst und Pfingstler: Der Römisch katholisch-pfingstliche Dialog und seine ökumenische Relevanz (1978).

- Jerry L. Sandidge, Roman Catholic/Pentecostal Dialogue (1977-1982): A Study in Developing Ecumenism (1987).

Lunteren,

11 november 1999,

eerste dialoogdag tussen pinkstergelovigen en rooms-katholieken in Nederland. (zie ook StuCom0005 en 0006)

© Huib Zegwaart

 

Voetnoten

[1] Everet.A. Wilson, "A Paradigm of Latin American Pentecostalism".

[2] Prof. Dr. Mag. Hervé Legrand, "Evangelization and Culture": A paradigm: "Evangelizing in secularised and Pluralistic Europe" according to some bishops of the CCEE.

[3] Het Katholieke perspectief werd gepresenteerd door pater John C. Haughey, S.J. (Loyola University, Chicago), terwijl Dr. Murl O. Dirksen en Dr. Karen C. Mundy (beiden Church of God, Cleveland) voor de bijdrage van Pinksterzijde tekenden.

[4] Inleider van Katholieke zijde was de missioloog Karl Müller, S.V.D. De inleiding van Pinksterzijde werd verzorgd door de oecumenist Cecil M. Robeck, Jr.

[5] Lezingen door Killian McDonnell en Walter J. Hollenweger.

 

Zie ook StuCom:

0010 Overzicht van de publicaties van de internationale dialoograpporten

0002 De Engelse tekst van het rapport van 1998

0003 Nederlandse samenvatting van het rapport van 1998

0004 Engelse samenvatting van het rapport van 1998