De Schrift: Regel voor geloof en wandel

Dr. Cees van der Laan

Reactie op lezing van prof. dr. Jan Van der Veken, De H. Schrift als Woord van God in mensenwoorden (StuCom0076)

Dialoogbijeenkomst rooms-katholieken - pinksterchristenen

15-16 november 2000 Achelse Kluis

Reactie

Van der Vekens tekst over de H. Schrift als Woord van God in mensenwoorden zou zo gebruikt kunnen worden in de cursus Hermeneutiek die wij op Azusa theologische hogeschool geven. Anders gezegd, ik kan mij prima in zijn benadering, die ik hierna kort samenvat, vinden.

Het Woord van God komt tot ons in geïncarneerde vorm. Het heeft zowel een goddelijk als een menselijk karakter. Het kwam tot ons door gebeurtenissen, Gods handelen met Israël, maar ook door profetenwoorden. De schrijvers ontvingen inspiratie bij het op schrift stellen en dat deden zij in diverse literaire stijlen. Onderscheid aanbrengen tussen `wat van God komt’ en `wat van de mens komt’ is geen begaanbare weg. Oefening in de exegese is van belang om de teksten te verstaan, maar het gaat hier niet om een puur academische oefening. Het is ook een geloofszaak, waarbij het gebed en het zoeken naar de Geest van God essentiële elementen zijn. Het Woord van God spreekt ons aan en vormt ons.

Op al het bovenstaande kan ik alleen maar instemmend reageren.

Niet helemaal duidelijk is voor mij waar Van der Veken in stelling 10 heen wil met de hermeneutisch waarde van de Charismatische Vernieuwing. Ik vermoed dat het gaat om de ervaring van de Geestesgaven, waardoor je passages die handelen over de Geestesgaven als het ware `van binnen uit’ verstaat. De beperking die hier dan bij zou horen is, dat dit alleen voor bepaalde passages opgaat.

Ook plaats ik een kanttekening bij stelling 7: `God spreekt tot ons in een veelheid van wegen: door de woorden van de Bijbel, maar ook door de Kerk, tot onze harten in het gebed...’ Hier ontbreekt m.i. een verschil in gradatie. In navolging van de Reformatie is voor pinkstergelovigen het spreken van God door de Schrift normerend en derhalve van hoger orde dan het spreken van God door de Kerk. Ook het spreken van God tot het individu wordt getoetst aan de Schrift. Verder zij opgemerkt dat in pinksterkringen aan de deuterocanonieke boeken niet hetzelfde gezag wordt toegekend (in stelling 5 verwijst Van deVeken naar de Makkabeeën).

Aangezien binnen de pinksterbeweging het menselijk karakter van de Schrift niet altijd voldoende wordt erkend, geef ik hieronder een kort overzicht over hoe er vanuit de pinksterbeweging over de Schrift wordt gedacht.

Fundamentalisme als tegenbeweging

Theologisch onderwijs aan de Nederlandse rijksuniversiteiten is met name in de 19e eeuw in de ogen van conservatieve gelovigen sterk vrijzinnig geworden. Als reactie ontstonden er alternatieve opleidingen met een orthodox-reformatorisch karakter (Kampen, Apeldoorn, VU-Amsterdam). In Noord-Amerika waar een vergelijkbare ontwikkeling richting modernisme zichtbaar werd, stichtten evangelicalen als tegenhanger `bijbelscholen'. In het fundamentalisme dat daar onder de evangelicalen opkwam, bond men de strijd aan tegen alle vormen van bijbelkritiek zoals deze op universiteiten werden onderwezen. `Bijbelgetrouw' werd een synoniem voor orthodox. Hoewel de Pinksterbeweging door de woordvoerders van de fundamentalistische beweging is veroordeeld, is de Pinksterbeweging sterk door dit fundamentalisme beïnvloed.

Na de tweede wereldoorlog zijn evangelicalen genuanceerder gaan denken over het bijbelkritisch onderzoek. Zij merken nu dat het mogelijk is dezelfde methoden te gebruiken zonder je eigen vooronderstellingen op te geven. Vandaag vallen de termen evangelicalen en fundamentalisten niet meer samen. De laatste decennia komen evangelicalen met commentaren op bijbelboeken die wetenschappelijk onderzoek combineren met een praktische toepassing op het christelijk leven.

Met enige reserve kan het pentecostalisme worden gezien als een gematigde vorm van het fundamentalisme. Belangrijke gemeenschappelijke kenmerken zijn: de centrale plaats van de Bijbel, geloof in Christus, persoonlijke redding, nadruk op gebed en chiliasme. Als wij de scherpe interpretatie van James Barr volgen, die het fundamentalisme ziet als een religieuze stroming wiens alles overheersende en voortdurende zorg het is om de onfeilbaarheid van de bijbel te bewaken, dan zou de Nederlandse pinksterbeweging niet onder deze categorie vallen. Barr begint zijn bespreking van het fundamentalisme met als de meest naar voren tredende karakteristieken:

(a) de zeer sterke nadruk op de onfeilbaarheid van de Bijbel, in de zin van het afwezig zijn van enige soort van fout;

(b) de sterk vijandige houding ten opzichte van de moderne theologie en de methoden, resultaten en implicaties van de moderne kritische studie van de bijbel;

(c) de zekerheid dat zij die hun religieuze visie niet delen feitelijk geen ``ware christenen'' zijn. [1] Terwijl pinkstergelovigen instemmen met een onderscheid tussen nominale en ware christenen, verbinden zij dit niet met het bezit van de juiste leer, maar met de juiste ervaring. Hoewel de Nederlandse pinkstergelovigen zich afzijdig hielden van de moderne theologie en zich hielden aan een letterlijk gebruik van de Schrift, misten zij de militante dogmatische houding, welke in het algemeen kenmerkend is voor fundamentalisten. Zij aanvaardden de onfeilbaarheid van de bijbel, maar maakten het nimmer tot een hoeksteen van hun theologie. Hun benadering van de bijbel ``als een regel voor geloof en wandel'' was meer functioneel, dan dogmatisch.

Schriftvisie Nederlandse pinksterbeweging-+

De vroege pinkstergelovigen hebben ons geen uitgewerkte theologie nagelaten. Zoals vaak in opwekkingsbewegingen, lag de nadruk op de ervaring, meer dan op het dogma. Dit gold zeker voor de Nederlandse situatie. De enige geloofsverklaring welke ooit in het blad Spade Regen (1908-1931) voorkwam, betrof het aanmeldingsformulier voor lidmaatschap geïntroduceerd in 1925. Over de Schrift werd het volgende verklaard: `Ik geloof in de Heilige Schrift als het onfeilbaar woord van God en in de algenoegzaamheid der Schrift als regel voor geloof en wandel’.

Nils Bloch-Hoell maakt in zijn nog altijd waardevolle beschrijving van de pinkstertheologie onderscheid tussen twee basisprincipes: biblicisme en empiricisme.[2] In de ogen van pinkstergelovigen wordt de waarheid van het bijbels christendom in het algemeen en de waarheid van de pinksterbeweging in het bijzonder, empirisch bevestigd door geestelijke manifestaties als wonderen van genezing en glossolalie. Evenzo wordt de waarheid van redding, heiligmaking en Geestesdoop gewoonlijk afhankelijk gemaakt van een persoonlijke ervaring. Met betrekking tot de bijbel zullen pinkstergelovigen voorzichtig zijn om niet tegen hetgeen is geschreven in te gaan. In theorie komt de benadering van de bijbel overeen met die van het fundamentalisme, maar in de praktijk is een vrije exegese ``zoals de Geest leidt'' volkomen acceptabel. Een intuïtieve voorkeur voor een vrije exegese heeft de vroege pinkstergelovigen er voor bewaard in het z.g. dispensationalisme (bedelingsleer), het hermeneutische systeem dat door vele fundamentalisten wordt gevolgd, gevangen te raken.

Een overvloedig gebruik van typologie en allegorie voorzag de pinkstergelovigen in de verlangde vrijheid om de favoriete geestelijke betekenis van een tekst te ontwikkelen, altijd in combinatie met een praktische toepassing. In het bijzonder werd het Oude Testament typologisch gebruikt: ``In werkelijkheid is het meeste van het Oude Testament beeld en schaduw van dingen, die moesten vervuld worden; . . . Zoo dikwijls wij een beeld of schaduw vinden in het Oude Testament, moeten wij naarstig zoeken naar het tegenbeeld daarvan in het Nieuwe Testament''. [3] In zover het de kerk betrof, diende het Nieuwe Testament om de geestelijke betekenis van het Oude Testament uit te leggen. De kerk (of gemeente) werd vaak als het geestelijke Israël aangesproken, maar zonder het oude volk Israël voorbij te gaan: ``want de verkiezing en de gaven van God zijn onberouwelijk''. [4]

De Fundamentele Waarheden van de Broederschap van Pinkstergemeenten

De confessionele basis van de Broederschap van Pinkstergemeenten wordt gevormd door de Fundamentele Waarheden. Deze geloofsbelijdenis is in 1967 vastgesteld en is grotendeels overgenomen van de Amerikaanse Assemblies of God.

De 16 artikelen worden ingeleid met een algemene verklaring die de waarde van de belijdenis relativeert. Het staat niet op één lijn met de Schrift en het bevat ook niet alle Bijbelse waarheden. De eerste zin zet de toon: `De Bijbel is ons enige richtsnoer voor geloof en beleven’.

Het eerste artikel van de belijdenis betreft de inspiratie van de Schrift:

De Bijbel (zowel het Oude als het Nieuwe Testament) is het door God geïnspireerde Woord en de openbaring van God aan de mens, de onfeilbare en gezaghebbende regel voor geloof, leer en beleven.

2 Tim 3:15-17; 1 Thes 2:13; 1 Pet 1:23-25; Heb 4:12; 2 Pet 1:19-21.

In zijn toelichting op de fundamentele waarheden van de Broederschap van Pinkstergemeenten verwijst J.W. Embregts naar het geloof in de Bijbel `van kaft tot kaft’. Hiermee zet men zich af tegen theologen die vraagtekens zetten bij bepaalde gedeelten van de Bijbel:

Wij geloven dus niet dat Gods Woord in de Bijbel te vinden is, maar dat de Bijbel het Woord van God is. De uitspraak dat Gods Woord in de Bijbel te vinden is, geeft ruimte voor de gedachte dat er ook woorden in staan die niet van God zijn, die zelfs eigenlijk helemaal niet in de Bijbel thuis horen. [5]

Met een verwijzing naar Op 22:18-19 wordt de `modernistische’ theologie verweten van het Woord af te nemen, terwijl de Rooms Katholieke Kerk wordt verweten juist aan het Woord toe te voegen, nl. de deuterocanonieke boeken. Er wordt ook naar binnen gekeken. Zo mogen hedendaagse profetieën niet de kracht verkrijgen van de Schrift.

De uitspraken van Embregts geven de moeite aan die men in pinksterkringen heeft met bepaalde kritische bijbelonderzoeksmethoden.

De H. Schrift als Woord van God in mensenwoorden

Binnen pinksterkringen wordt altijd grote nadruk gelegd op het gezag van de Bijbel als Woord van God. Met het menselijk karakter van de Schrift in de wijze waarop het tot ons is gekomen, wordt in pinksterkringen vaak onvoldoende rekening gehouden. De cultuurhistorische omstandigheden en literaire kenmerken van de tekst worden dan niet onderkend. Doorgaans gebeurt dit uit onwetendheid en niet principieel. Veel voorgangers hebben geen theologische scholing gehad.

Het beleven van het Woord van God `in mensenwoorden’ functioneert wel volop in de toepassing van de prediking en in het privé lezen van de Bijbel.

Waar academisch gevormde predikanten sterk zijn in de exegese, maar weleens moeite hebben met de toepassing, geldt voor pinksterpredikanten het omgekeerde. In de prediking schiet de exegese nogal eens tekort, maar er is altijd een praktische toepassing van het gelezen Woord, vaak gepaard gaand met een uitnodiging aan de gelovigen om naar voren te komen voor gebed. In deze voorbede wordt er individueel gebeden, waarbij regelmatig `woorden van God’ worden doorgegeven passend bij de situatie waarin de gelovige verkeert.

Bijbelstudie en het lezen van de Bijbel in de privé sfeer is vaak beperkt tot het devotioneel lezen van de tekst. Waarbij eveneens de achtergronden van de tekst er nauwelijks toe doen, maar men gelijk duikt in de toepassing.

Samenvattend kan gezegd worden dat aan het menselijke karakter van de Schrift, met name in de wijze waarop het tot ons is gekomen, in onze beweging te weinig recht wordt gedaan. Hierdoor ontbreekt soms evenwicht in de uitleg en komt men te snel tot uitspraken als: `God zegt’, zonder een gezonde exegese van de tekst. Gelukkig wordt in toenemende mate het belang van een gedegen opleiding voor voorgangers ingezien.

 

1 James Barr, Fundamentalism 2e druk (Londen: SCM Press, 1981), p. 1.

2 Nils Bloch-Hoell, The Pentecostal Movement (Oslo: Universitetsforlaget, 1964).

3``Schaduwen en beelden'', Spade Regen 15/8 (nov. 1922),121-22.

4 ``De Spade Regen'', Spade Regen 20/2 (mei 1927),21-23 (van: Redemption Tidings).

5 J.W. Embregts, Geloof om op te bouwen (Houten: Ezra, 1992),18.