In een landhuis of zwarte steeg?

door dr. C. van der Laan

Onlangs werd tot een samenwerking besloten tussen de Vrije Universiteit en de Azusa theologische hogeschool, het opleidingsinstituut van de Broederschap van Pinkstergemeenten. Ingaande september 2002 zal Azusa bij de VU intrekken en wordt tevens een leerstoel Pentecostalisme en een internationaal studiecentrum voor het Pentecostalisme gevestigd.

In dit artikel gaat dr. Cees van der Laan, directeur van Azusa, terug naar de oorsprong van de pinksterbeweging aan het begin van de vorige eeuw.

Doorgaans wordt de opwekking in Azusa Street, Los Angeles, vanaf april 1906 als de geboorte van de hedendaagse pinksterbeweging gezien. Zeker is dat door deze opwekking de pinksterbeweging wereldwijde aandacht en verbreiding kreeg.

Anderen daarentegen dateren het begin van de pinksterbeweging op 1 januari 1901, toen in Topeka, Kansas, Agnes Ozman na handoplegging door Charles Parham de doop met de Heilige Geest ontving en in tongen begon te spreken.

De beschrijvingen van de gebeurtenissen in Topeka lopen onderling nogal uiteen. Wat gebeurde er precies en wie was Charles Parham?

Dit artikel bevat een korte levensschets van Parham en een reconstructie van de gebeurtenissen in Topeka [1].

Achtergrond

Charles Fox Parham (1873-1929) wordt op 4 juli 1873 in Muscatine, Iowa, geboren als derde van vijf zonen. Als kind is hij vaak langdurig ziek. In 1878 verhuist het gezin Parham naar Kansas, waar zijn vader een goed lopend boerenbedrijf opbouwt. Zijn ouders hebben geen formele binding met een kerk, maar zijn moeder brengt hem wel eerbied voor God bij. Op zijn negende overleeft Charles ternauwernood een reumatische koortsaanval en heeft hij zijn eerste godsdienstige ervaring. Hij ervaart een roeping tot prediker, hoewel zijn bekering nog vier jaar op zich zou laten wachten. Na zijn moeders overlijden (december 1885), komt Charles in 1886 tot bekering en voegt zich bij de lokale Methodistenkerk. Hij belooft God als zendeling naar Afrika te zullen gaan. Hij begint aan een opleiding tot predikant in de Methodistenkerk, maar breekt deze dan af om medicijnen te gaan studeren. Zijn geloofsleven gaat zienderogen achteruit. Terugziend op deze periode schrijft hij later: "De duivel probeerde ons te doen geloven dat je zowel een dokter als een christen kon zijn" [2]. De reumatische koortsen keren terug en brengen Parham letterlijk op de knieën. Hij geeft zijn eigen ambities op en hernieuwt zijn belofte om het evangelie te prediken (1891).

Predikant

Zijn ervaring van heiligmaking maakt Parham een aanhanger van de heiligingsbeweging, maar tegelijk verdacht in de Methodistenkerk waar hij in 1893 voorganger is geworden. Nog problematischer zijn de invloeden die hij ondergaat van de Quaker David Baker. Parham begint de waterdoop als een overbodig ritueel te zien (later zou hij hier op terugkomen). De echte doop is voortaan de doop met de Heilige Geest. Lidmaatschap van een kerk of denominatie is voor hem niet langer belangrijk. Baker overtuigt Parham er tevens van dat de eeuwige straf voor goddelozen onschriftuurlijk is. De goddelozen worden gestraft met eenmalige dood. In maart 1895 breekt Parham met de Methodistenkerk, waar hij nooit volledige erkenning kreeg, en gaat als onafhankelijk reizend evangelist verder. Op de laatste dag van 1896 trouwt hij Sarah Eleanor Thistlethwaite, kleindochter van David Baker. Er zouden zes kinderen volgen.

Genezing

Eind 1897is Parham opnieuw ernstig ziek. De huisarts constateert een hartkwaal en adviseert het prediken op te geven [3]. Ook de pasgeboren zoon Claude is ziek. Medicijnen helpen niet. Parham denkt aan het Schriftwoord: "Geneesheer genees uzelf" (Luc 4:23) en bidt vurig voor genezing. Om zijn geloof te demonstreren, zweert hij voor de rest van zijn leven elk gebruik van medische hulp af en zegt hij zijn levensverzekering op. Vader en zoon herstellen. Hierna zal Parham steeds nadrukkelijker een boodschap van goddelijke genezing prediken. Zijn eigen ervaring ziet hij als normatief. Genezing volgt als je volledig op God vertrouwt. Medicijngebruik duidt op een gebrek aan geloof. Ziek zijn is een teken dat je niet voldoende in Gods beloften gelooft [4].

Beth-el Healing Home

In 1898 vestigt Parham zich in Topeka, Kansas. Hij opent het Beth-el Healing Home, waar mensen genezing op gebed kunnen zoeken en tegen kostprijs kunnen logeren. Vanaf maart 1899 geeft hij het blad Apostolic Faith uit, dat tevens de naam wordt van zijn werk. Op het voorblad wordt de hoofdpunten van Parhams onderwijs genoemd: "Redding door geloof; genezing door geloof, opleggen van handen en gebed; heiligmaking door geloof; komst (premillenium) van Christus; de doop van de Heilige Geest en Vuur die de Bruid verzegelt en de gaven verleent (1 Cor 12)" [5]. Hieruit blijkt dat Parham in 1899 al een leer over de doop met de Heilige Geest heeft onderscheiden van bekering en heiligmaking [6]. Ook heeft de Geestesdoop een eschatologische betekenis: het `verzegelt de Bruid’.

De Bruid

Parham behoort tot degenen die geloven dat de gemeente door de Verdrukking gaat en ziet in de 144.000 verzegelden van Openbaring 7:3-4 de Bruid van Christus. Vlak voor de grote slag van Armageddon zal de Bruid bij de wederkomst van Christus worden opgenomen, waarna het 1000-jarig rijk aanvangt. Parham is er van overtuigd dat dit spoedig staat te gebeuren [7]. Voor Parham is de Bruid "een ander gezelschap dan de Kerk. Christus trouwt niet met zijn eigen lichaam zoals vele leraren u willen doen geloven" [8]. Parham is een aanhanger van het Brits-Israëlisme en past deze leer toe op de Bruid. De christenen die tot de Bruid behoren zijn Joden of afstammelingen van Israël volgens de Brits-Israël visie [9]. Zoals vaker gaat ook bij Parham de Brits-Israël leer samen met racisme. Hij is mordicus tegen vermenging van rassen en zal later lovende woorden hebben voor de Ku Klux Clan [10].

Geestesdoop

Parham gelooft dat de verzegeling van de Bruid verwijst naar de doop met de Heilige Geest en niet naar de waterdoop zoals anderen leren [11]. Hij ziet de Geestesdoop als een bekrachtiging tot wereldevangelisatie in de laatste dagen voor de wederkomst. Deze opvatting zal Parham er toe brengen de Geestesdoop te verbinden met het spreken in tongen. Naar aanleiding van Handelingen 2 ziet hij het spreken in tongen als het spreken in verstaanbare talen. Parham gaat deze gave zien als het middel bij uitstek om het evangelie te verkondigen op het zendingsveld. In mei 1899 maakt hij in zijn blad melding van Jennie Glassey, volgelinge van Frank W. Sandford, die een roeping voor Afrika ontving en vervolgens de gave kreeg om in verschillende Afrikaanse talen te spreken en te schrijven [12]. Parham verheugt zich in de terugkeer van het `apostolische geloof’. In april 1900 schrijft Parham dat "Broeder en Zuster Hamaker, logerend in Beth-el, wachten op Jezus om hen een heiden-tong te geven en dan zullen zij naar het zendingsveld gaan" [13].

Shiloh

In de zomer van 1900 brengt Parham o.a. een bezoek aan John Alexander Dowie's droomstad Zion City en verblijft hij zes weken in Frank W. Sandfords godsdienstig centrum Shiloh in Durham, Maine. In Shiloh hoort Parham studenten in tongen spreken. Terwijl Sandford het als een incidentele manifestatie ziet, wordt voor Parham het spreken in tongen het onweerlegbare bewijs van de Geestesdoop. Door een grootschalig gebruik van deze gave kan de wereld in relatief korte tijd worden bereikt met het evangelie. Langdurige taalstudie is overbodig. Iedere Geestvervulde christen is automatisch geroepen voor het zendingsveld dat behoort bij de ontvangen taal. Parham keert terug "met de diepe overtuiging dat niemand in deze dagen werkelijk de kracht van een persoonlijk Pinksteren ervaart, hoewel velen bovenmate waren gezalfd" [14].

Bethel Bible College

In september 1900 is Parham terug in Topeka. Beth-el Healing Home is inmiddels in andere handen gevallen. In een prachtig landhuis aan de rand van de stad opent Parham op 15 oktober 1900 de Bethel Bible School, een kortdurende opleiding voor zendelingen. Het programma kent drie onderdelen: bijbelstudie, gebed en evangelisatie. De studenten komen allen uit de heiligingsbeweging. De meesten zijn al prediker of kerkelijk werker. De Bijbel is het enige tekstboek, Parham de enige leraar. Parham heeft een nieuwe boodschap voor wereldevangelisatie. Hij weet zijn studenten te overtuigen, dat wat velen de Geestesdoop noemen, in feite heiligmaking betreft of `de zalving die blijft’ (1 Joh 2:27). Parham wil de studenten zelf laten ontdekken wat de echte Geestesdoop is. Als hij eind december drie dagen op reis gaat, instrueert hij hen een studie te maken van de Geestesdoop en daarbij in het bijzonder Handelingen 2 te lezen: "Nu studenten, terwijl ik weg ben, kijk of er niet enig bewijs gegeven wordt van de doop, zodat er geen twijfel over het onderwerp zal zijn" [15].

Bij zijn terugkeer roept Parham zijn studenten bijeen:

Tot mijn verbazing hadden zij allen hetzelfde verhaal. Hoewel er verschillende dingen gebeurden toen de Pinksterzegen viel, was bij elke gelegenheid het onweerlegbare bewijs, dat zij in tongen spraken [16].

Nieuwjaarsdag 1901

Op de avond van 1 januari 1901 komen 40 studenten en 75 bezoekers bijeen. Agnes N. Ozman, kandidaat zendelinge, verzoekt Parham haar de handen op te leggen om de gave van de Heilige Geest te ontvangen. Tijdens het gebed begint zij in tongen te spreken. Volgens Parham kan zij drie dagen lang alleen Chinees spreken en schrijven. Een deel van het schrift wordt in de plaatselijke krant gepubliceerd. De slaapzaal op de bovenste verdieping wordt ontruimd en veranderd in een gebedsruimte. In deze opperzaal wordt twee dagen en drie nachten continu gebeden. Op de avond van 3 januari valt de Heilige Geest in de opperzaal en worden – evenals op de Pinksterdag - tongen als van vuur boven hun hoofden waargenomen. Ook Parham spreekt nu in tongen, meerderen volgen in de komende dagen. Sommigen hebben de gave van vertolking en vertalen het spreken in tongen in Engels. Nieuwsbladen rapporteren de bijzondere gebeurtenissen.

Reconstructie

De beschrijvingen van de eerste uitstorting in Topeka leveren enige problemen op. Hierboven is het meest gangbare verslag van Parham gevolgd. Er zijn echter duidelijke verschillen tussen de getuigenissen van Parham en die van Agnes Ozman. Ook de twee beschrijvingen van Parham zelf wijken onderling nogal af. De latere beschrijving is uitgebreider en meer bewerkt. In het latere verslag verschijnt er bij het gebed voor Agnes Ozman zelfs een lichtkrans om haar hoofd. De gebeurtenis zelf wordt door Parham in dit latere verslag een dag eerder, nl. op Oudejaarsavond, gedateerd [17]. Hierdoor is het verhaal ontstaan dat het exact op het moment van de eeuwwisseling de Geest werd uitgestort [18].

De vermelding dat de studenten door bestudering van de Schrift consensus bereiken, dat het spreken in tongen het bewijs is van de Geestesdoop, ontbreekt in de vroege verslagen [19]. Opmerkelijk in het getuigenis van Ozman is dat zij niet verwacht in tongen te zullen spreken: "Want ik wist niet dat het Bijbels was" [20]. Na de ervaring gaat zij de Bijbel bestuderen en is verrast er zoveel over te vinden. De andere studenten worden door haar naar Handelingen 2 verwezen. Medestudent Howard Stanley bevestigt dit met: "Agnes Ozman was degene die mij duidelijk maakte, dat als wij met de Heilige Geest vervuld waren, wij in tongen zouden spreken" [21]. Ook Parham mededeling dat Ozman de eerste drie dagen alleen in het Chinees spreekt, wordt door haar zelf tegengesproken [22].

Vergeleken met de latere versie van Parham is, hoewel verschillend, in beide gevallen de directe invloed van Parham op het formuleren van de leer over het spreken in tongen als bewijs van de Geestesdoop gering. Het is de student en niet de leraar die deze waarheid ontdekt. Anderson, Wessels en Goff zijn overtuigd dat in werkelijkheid Parham al in de loop van 1900 tot deze leer gekomen moet zijn [23]. Parham zet doelbewust een scenario uit waarin het lijkt alsof de studenten deze leer rechtstreeks uit de Bijbel halen. Zo moet het bovennatuurlijke sterker naar voren komen: het is Gods Geest die door de Schrift spreekt.

Verder is het de vraag of Agnes Ozman op 1 januari 1901 voor het eerst in tongen sprak. In haar eerste verslag van die dag zegt zij: "Ongeveer drie weken tevoren, toen drie van ons meisjes in gebed waren, sprak ik drie woorden in een andere tong" [24].

Roepende in de woestijn

Twee studenten verlaten de bijbelschool binnen 2 weken na de eerste uitstorting en bezorgen Parham negatieve publiciteit in Topeka. Parham trekt er op uit om de nieuwe boodschap te verkondigen, maar vindt ook buiten Topeka weinig gehoor. Teleurgesteld keert Parham met een uitgedunde groep getrouwen terug naar Topeka. In de herfst van 1901 verhuist Parham naar Kansas City. In januari 1902 verschijnt zijn eerste boek A Voice Crying in the Wilderness. Parham voelt zich, evenals Johannes de Doper, een roepende in de woestijn met de aankondiging van een nieuwe bedeling. Het boek bevat een belangrijke preek van Parham over de doop met de Heilige Geest, het spreken in tongen en over de verzegeling van de kerk en de bruid. Deze preek is gehouden op 22 januari 1901 en biedt een interessante vroege beschrijving van de uitstorting in Topeka 21 dagen tevoren. Andere hoofdstukken geven de eigenaardige opvattingen van Parham weer inzake schepping, Zionisme, Brits-Israël, en de eindtijd.

Los Angeles

Aan een lange periode van moeizame arbeid met weinig vrucht komt in 1903 een eind als Parham opnieuw de boodschap van genezing centraal stelt en mensen genezen worden. Het werk groeit nu snel en verschillende Apostolic Faith centra worden gesticht. In december 1905 opent Parham een 10-weekse bijbelschool in Houston, Texas. Een van de studenten is William J. Seymour, omdat hij zwart is moet hij de lessen vanaf de gang volgen. In januari vertrekt Seymour naar Los Angeles, waar onder zijn leiding de opwekking in Azusa Street uitbreekt. Binnen een jaar zou de pinksterbeweging zich over de wereld verspreid hebben, maar niet zoals Parham het verwacht.

Seymour nodigt zijn leermeester uit, maar Parham wil eerst naar Zion City. Nu John Alexander Dowie is afgezet, liggen daar grote kansen. Zeer tot ongenoegen van Dowie’s opvolger Wilbur Voliva, weet Parham een schare voor de pinksterboodschap te winnen. Parham ontvangt verontruste rapporten over het wegvallen van het onderscheid tussen de rassen in de opwekking te Los Angeles. In oktober 1906 trekt Parham naar Los Angeles om orde op zaken te stellen. Eenmaal aangekomen beent hij naar voren en zegt dat God misselijk is van hetgeen daar gebeurt [25]. Na 2 of 3 preken is Parham niet langer welkom in Azusa Street. Parham begint eigen samenkomsten elders in Los Angeles, maar vertrekt in december naar Zion.

Afwijzing

Begin 1907 komt Parham tot een breuk met zijn belangrijkste medewerker W.F. Carothers. Zijn leiderschap wankelt. Tegelijkertijd wordt Parham achtervolgt door geruchten omtrent immoraliteit. Op 19 juli 1907 bericht de San Antonio Light, Texas, het eerste grote schandaal in de jonge pinksterbeweging. Parham is gearresteerd op verdenking van het bedrijven van homoseksualiteit. Vier dagen later wordt Parham vrijgelaten op borgtocht van 1000 dollar. Voliva buit het gebeuren uit door het breed uit te meten in de bladen van Zion. Het zal niet tot een rechtszaak komen, maar de reputatie van Parham is blijvend beschadigd. Parham doet het af als laster. Zijn aanhang valt uiteen, slechts een klein deel blijft hem trouw.

Begin 1908 haalt Parham opnieuw de kranten, dit keer vanwege zijn plan op zoek te gaan naar de ark van Noach. Als hij voldoende geld voor zijn archeologische expeditie heeft ingezameld, vertrekt hij in december naar New York om scheeps te gaan naar Jeruzalem. Het wordt een fiasco. In januari 1909 is hij terug in Kansas, waar hij zijn aanhang moet uitleggen dat hij kort na aankomst in New York van al zijn geld beroofd is.

In maart 1909 verhuist Parham naar Baxter Springs, Texas, waar hij de rest van zijn leven blijft. In december 1927 komt de lang gekoesterde wens om Israël te bezoeken toch nog in vervulling. In mei 1928 is hij terug in Baxter Springs. Zijn gezondheid gaat achteruit. In januari 1929 overlijdt hij. Het werk wordt voortgezet door zijn vrouw en kinderen. Nog steeds wordt in de Apostolic Faith kerken die hieruit voorkomen geleerd dat het bij het spreken in tongen om verstaanbare talen gaat.

Parhams overtuiging dat het spreken in tongen verstaanbare talen zijn, bedoeld voor evangelisatie, is in de rest van de pinksterbeweging na teleurstellende ervaringen op het zendingsveld losgelaten. Ook andere leringen van Parham zijn niet overgenomen: zijn totale afwijzing van medicijnen, zijn Brits-Israëlisme, zijn sympathie voor de Ku Klux Clan, zijn leer over de eenmalige dood voor goddelozen, zijn eigenaardige opvattingen over schepping, eindtijd en verzegeling van de Bruid.

Parham of Seymour?

Wie kan als de grondlegger van de pinksterbeweging worden gezien: Parham of Seymour? Historisch gezien is voor beiden veel te zeggen. Zonder Azusa had Parham nooit internationale bekendheid gekregen. Zonder Parham was er misschien geen Azusa opwekking geweest.

Opvallend is dat in de eerste internationaal bekende boeken over de pinkstergeschiedenis, die van Stanley Frodsman (1926) en Donald Gee (1941), Parham niet wordt genoemd [26]. In de beschrijvingen van na de tweede wereldoorlog vindt een rehabilitatie van Parham plaats en wordt tegelijk de rol van Seymour gemarginaliseerd. Kritiekloos wordt nu Parhams versie van de gebeurtenissen gevolgd en worden racistische uitlatingen van Parham en Alma White gebruikt om Seymour te karakteriseren. Carl Brumback schrijft in 1961: "De Pinkster uitstorting van de 20e eeuw begon niet in een zwarte steeg, maar in een landhuis!" [27]. Lilian Thistlethwaite, de zus van Sarah Parham, schrijft in haar ooggetuigeverslag van Topeka: "Er waren alleen blanke personen aanwezig bij de eerste Pinkster stromen. Er waren nooit gekleurde mensen in de school" [28].

Uit bovenstaande blijkt dat bij de keuze ook de zwarte oorsprong van Azusa een rol speelt. De interraciale gemeenschap van de opwekking in Los Angeles vormt een groot struikelblok. Vanwege deze `onfatsoenlijke' oorsprong en dit aanstootgevend gedrag worden de pinkstergelovigen in de beginperiode veracht [29].

Berlijnse Verklaring

Het eerste argument genoemd in de beruchte Berlijnse Verklaring van 1909, nl. dat de pinksterbeweging vanwege haar oorsprong in Los Angeles wel uit den boze moet zijn, is dermate eigenaardig dat het wellicht verwijst naar deze zwarte wortels. In de uitnodiging voor de Berlijnse vergadering, waar de verklaring zou worden opgesteld, staat geschreven:

De Tongenbeweging van 1907 is tot ons gekomen via Christiana-Hamburg uit

Los Angeles. Los Angeles wordt, echter, in een artikel uitgegeven door het eigen orgaan van de beweging..., beschreven als een rendez-vous van spiritistische geesten en als een gebied, dat fataal voor de beweging is geworden. Deze afkomst verklaart ook het betreurenswaardige karakter dat de beweging bij ons droeg [30].

Vermoedelijk is het hier genoemde "eigen orgaan van de beweging'' het blad van Charles Parham, eveneens Apostolic Faith geheten. Parham presenteerde zichzelf als de stichter van de beweging. De beschrijving, dat de opwekking in Azusa werd overweldigd door spiritistische geesten, is typerend voor blanken als Parham die de opwekking veroordeelden vanwege haar interraciale karakter. In een duidelijke poging de afwijzing, gebaseerd op de Los Angeles connectie, te omzeilen, schreef de Duitse pinksterleider Eugen Edel in 1910:

Vaak komt men het gezichtspunt tegen dat de afkomst van de pinksterbeweging in Los Angeles, Amerika, ligt. Hieruit is het gerucht over de `Los Angeles geest’ ontstaan. Maar de aardse oorsprong van de pinksterbeweging ligt eigenlijk in Topeka Kansas [31].

Toen de hervormde predikant G.A. Wumkes in zijn eerste beschrijving van de pinksterbeweging op basis van Edels brochure, Parham introduceerde als de stichter van de beweging, corrigeerde G.R. Polman hem:

Parham heeft wel gezegd, dat hij de stichter was van de Pinksterbeweging, maar dat was een politieke zet van hem en later is ook gebleken, dat zijn motieven niet recht waren. . . . de Pinksterbeweging heeft haar ontstaan in Los Angeles (1906), in een kring van bekeerde kleurlingen, die samen kwamen en baden voor den doop met den H. Geest, zooals de eerste discipelen die ontvingen in den beginne. Hun gebed is verhoord en vandaar heeft het zich uitgebreid [32].

Als getrouw historicus plaatste Wumkes in zijn publikatie beide versies naast elkaar [33].

Betekenis Parham

Parhams betekenis voor de pinksterbeweging is vooral gelegen in zijn leer dat het spreken in tongen het bewijs is van de Geestesdoop. Hoewel deze leer vanaf het begin ook binnen de pinksterbeweging omstreden is, wordt deze vaak als het eigene van de pinksterbeweging gezien. In de eerste periode werd de pinksterbeweging door tegenstanders regelmatig ‘tongenbeweging’ genoemd. Het was een in het oog lopend fenomeen en daarom was het aantrekkelijk (en gemakkelijk) de beweging op dat punt te onderscheiden. Maar dat wat een beweging onderscheidt is niet altijd de essentie van de beweging. De concentratie op het spreken in tongen overschaduwde andere kenmerken van de pinksterboodschap. Zo kon de indruk ontstaan dat voor de pinkstergelovige het spreken in tongen het belangrijkste was van het christenleven.

Douglas J. Nelson heeft in zijn dissertatie over William J. Seymour, "For Such a Time as This", aangetoond, hoe voor Seymour en zijn zwarte vrienden het interraciale aspect van de beweging zelfs een belangrijker werk van de Heilige Geest was, dan het spreken in tongen. Voor de meeste blanken was dit te revolutionair. Terwijl de zwarten de gelijkheid in Christus benadrukten, plaatsten de blanken het spreken in tongen op de voorgrond [34]

Walter Hollenweger meent dat het uiteindelijk niet om een historische, maar om een theologische keuze gaat:

Waar ziet men de beslissende bijdrage aan Pinksteren: in de godsdienstige ervaring van het spreken in tongen zoals gezien door Parham, of in de verzoenende Pinksterervaring van Pinksteren zoals gezien door Seymour (dat natuurlijk glossolalie insluit en het een belangrijke rol geeft)? [35]

Toen wij een paar jaar geleden als Centrale Pinkster Bijbelschool naar een nieuwe naam voor de school zochten, was voor mij de keuze duidelijk. Niet het landhuis in Topeka, maar de zwarte steeg in Azusa Street!

Noten

Dit artikel is een bewerking van C. van der Laan, ‘Honderd jaar Pinksteren?’ Parakleet 21 (2001):3-9.

Belangrijkste bron is het proefschrift van James R. Goff Jr., Fields White Unto Harvest: Charles F. Parham and the Missionary Origins of Pentecostalism (Fayetteville: University of Arkansas Press, 1988.

2 Goff, 28.

3 Volgens Goff was de hartkwaal "waarschijnlijk een complicatie van de terugkerende reumatische koortsen". Goff, 38.

4 Goff, 43.

5 The Apostolic Faith 1 (22-3-1899):1. Geciteerd in Roland Wessels "Charles Parham’s Exegetical Journey to the Biblical Evidence of the Spirit Baptism", Lezing voor de Society of Pentecostal Studies (Guadalajara, Mexico: 1993), 3.

6 Parham volgt hierin Benjamin Hardin Irwin, stichter van de Fire-Baptized Holiness Church (1895), die de doop met de Heilige Geest als derde werk van genade introduceerde. Cf. Vinson Synan, The Holiness-Pentecostal Movement in the United States (Grand Rapids, MI: Eerdmans, 1971), 61-65.

7 In 1914 vertrouwt Parham Charles Shumway toe dat iedereen in Bethel erkende dat de Wederkomst vóór 1925 zou plaatsvinden. Goff, 198. Cf. C.W. Shumway "A Study of The Gift of Tongues", B.A. Thesis, University of Southern California, 1914. Idem, "A Critical History of Glossolalia", Ph.D. Dissertation, Boston University, 1919.

8 C.F. Parham, Kol Kare Bomidbar: A Voice Crying in the Wilderness (Baxter Springs, KA: Apostolic Faith Bible College, herdruk z.j.), 86.

9 Wessels, 6. In grote lijnen gaat hier om de blanke protestantse naties. Dit betekent dat de zwarte gelovigen niet tot de Bruid behoren.

10 Goff, 157.

11 Parham, Voice, 86. De doop met de Heilige Geest is evenwel niet beperkt tot de Bruid, de 144.000, maar omvat ook de categorie `verzegelden’ van het grotere lichaam van Christus. Ibid., 69-70.

12 Goff, 73.

13 Ibid.

14 Parham, Voice, 31.

15 Sarah E. Parham, The Life of Charles F. Parham (Baxter Springs, KA: Apostolic Faith Bible College, herdruk 1977), 58.

16 Ibid., 52.

17 Deze datering wordt onder meer gevolgd door Michael Harper in Als toen het begon (Vuur, 1968).

18 Goff, 69.

19 De eerste keer dat Parham over de consensus onder de studenten spreekt is in zijn interview met Charles Shumway omstreeks 1913. Goff, 198.

20 Agnes N.O. LaBerge, "History of the Pentecostal Movement from January 1, 1901" (Bijlage bij brief Agnes N.O. LaBerge aan E.N. Bell, 28-2-1922), Goff, 71. Agnes Ozman is inmiddels getrouwd met P.M. LaBerge.

21Howard D. Stanley aan J. Roswell Flower (18-2-1949 en 17-5-1949), geciteerd in Robert Mapes Anderson, Vision of the Disinherited: The Making of American Pentecostalism.(New York/Oxford: Oxford University Press, 1979), 56.

22 Agnes Ozman, "Where the Latter Rain First Fell: The First One to Speak in Tongues", Latter Rain Evangel (januari 1909):2. Cf. Agnes N.O. LaBerge, What God Hath Wrought (Chicago: Herald Publishing, 1921).

23 Anderson, 52-58. Wessels, 18-19. Goff, 75.

24 Ozman, Latter Rain.

25 Goff, 131.

26 Stanley Frodsman, With Signs Following (Springfield, MO: Gospel Publshing House, 1926). Donald Gee, The Pentecostal Movement (London: Elim Publishing House, 1941). Een uitzondering vormt het minder bekende werk van F. Bennet Lawrence, The Apostolic Faith Restored (St. Louis, MO: Gospel Publishing House, 1916, waarin Parhams naam wel genoemd wordt.

27 Carl Brumback, A Sound from Heaven, geciteerd in Douglas J. Nelson, ``For Such a Time as This: The Story of Bishop William J. Seymour and the Azusa Street Revival'' (Ph.D. dissertatie, Universiteit van Birmingham, 1981) 19.

28 Sarah Parham, 63.

29 Alma White, oprichtster van de ``Pillar of Fire'' (behorend tot de heiligingsbeweging), beschouwde de gemeenschap tussen de rassen in Azusa Street als het toppunt van duivelaanbidding. Alma White, Demons and Tongues (Zarephat, NJ: Pillar of Fire, 1919), 55-60, 67-68.

30 Ernst Giese, Jonathan Paul, Ein Knecht Jesu Christi (Altdorf: Missionbuchhandlung und Verlag, 1965 2e druk), 155.

31 Eugen Edel, Die Pfingstbewegung im Lichte der Kirchengeschichte (Brieg: door de auteur, 1910), 66-67. Edel loop hiermee voor op de Engelse en Amerikaanse schrijvers in het benadrukken van de rol van Parham.

32 G.R. Polman aan G.A. Wumkes, Amsterdam, 27-2-1915. Cf: C. van der Laan, De Spade Regen: Geboorte en groei van de pinksterbeweging in Nederland 1907-1930 (Kampen: Kok, 1989).

33 G.A. Wumkes, De Pinksterbeweging voornamelijk in Nederland (Utrecht: G.J.A. Ruys, 1916), 4.

34 Nelson, 39, 78-80.

35 W.J. Hollenweger, Pentecostalism: Origins and Developments Worldwide (Peabody, MA: Hendrickson, 1997), 23.

 

Zie ook StuCom 0012