LES 9. BEELDEN

Over het maken van beelden denken protestanten en katholieken heel verschillend. Terwijl protestanten in "De Tien Geboden" een verbod lezen op het maken van beelden als zodanig, gaat het verbod voor de katholiek om het maken van afgodsbeelden. Volgens de interpretatie van de katholiek gaat het er in de tekst van Exodus 20:4,5 om dat beelden of afbeeldingen worden gemaakt met de bedoeling ervoor neer te knielen als voor een afgod. We lezen daar:

"Gij zult u geen gesneden beelden maken noch enige gestalte van wat boven in de hemel, noch van wat beneden op de aarde, noch van wat in de wateren onder de aarde is. Gij zult u voor die niet buigen, noch hen dienen." (NBG).

Katholieken lezen dus vers 4 en 5 als één geheel.

In ieder geval kunnen we uit Exodus 37 leren dat het maken van afbeeldingen niet verboden was. Want we lezen in deze passage dat God opdracht heeft gegeven dat als versiering aan beide uiteinden van het verzoendeksel van de ark een afbeelding van een cherub bevestigd moest worden (Ex. 37:7,8). De kleden van de tabernakel waren ook "met kunstig geweven cherubs" erop (Ex. 36:8).

In het Nieuwe Testament is er geen sprake van beelden of afbeeldingen, die van Jezus of van de apostelen gemaakt zouden zijn. Dat hoeft natuurlijk niet te betekenen dat er inderdaad geen beelden of afbeeldingen gemaakt zijn. Er zijn berichten uit de eerste tijd van het christendom dat mensen wel degelijk dergelijke afbeeldingen gezien hebben.

In het boek van Eusebius van Caesarea over de kerkgeschiedenis (ca. 260-340) lezen we het volgende:

"Ze zeggen dat de bloedvloeiende vrouw, die genezen was door haar Verlosser, een bewoner van die plaats was en dat haar huis in die plaats wordt getoond, en er nog steeds wonderschone gedenktekens van de weldaad van de Heer zijn. Bij de ingang van haar huis namelijk staat op een opgerichte steen een koperen beeld van een geknielde vrouw met haar handen uitgestrekt naar voren als iemand die smeekt. Daartegenover staat een beeld van een man rechtop, van hetzelfde materiaal, goed gekleed in een mantel en zijn handen uitstrekkend naar de vrouw. Voor haar voeten, op hetzelfde voetstuk, groeit er een vreemde plant zo hoog als de zoom van het koperen kledingstuk, die een soort tegengif is tegen allerlei soorten ziekten. Ze zeggen dat dit een beeld is van Jezus Christus en dat het er in deze tijd nog steeds is. We hebben het met eigen ogen gezien, toen we in die stad waren. We hoeven ons er niet over te verwonderen, dat de heidenen die door de Verlosser genezen werden, zo iets hebben gedaan. Wij hebben ook afbeeldingen van de apostelen Petrus en Paulus gezien en van Christus zelf, in tekeningen bewaard gebleven.

Vermoedelijk waren de ouden (eerste christenen), zoals ook de heidenen deden, gewend deze eer te bewijzen aan hen, die redders van hen waren" (IV,18).

Er werden dus volgens Eusebius al afbeeldingen gemaakt ten tijde van de apostelen, ja, er waren zelfs afbeeldingen van Jezus Christus. Volgens een oude overlevering heeft Lucas de eerste afbeeldingen (iconen) van Maria gemaakt. Ze werden gemaakt uit respect en beslist niet als afgodsbeeld.

De beelden die van Christus en de heiligen werden gemaakt in de oudchristelijke tijd, mogen aan een heidense vorm van kunst zijn ontleend – en dat geldt trouwens ook voor de schilderingen in de catacomben –, maar werden door die eerste christenen helemaal niet beschouwd als afgodsbeelden, omdat ze een heel andere achtergrond hadden. Op die manier betoonden de mensen in deze tijd hun grote respect voor mannen en vrouwen van geloof aan wie ze veel te danken hadden.

VRAGEN

1. Waren beelden voor de oude christenen verboden?

2. Waarom wel / niet?